
Aanschaf en verzorging van de pup

De pup
Bij de aanschaf van een pup moet men beseffen dat latere aandoeningen
en/of abnormale gedragingen veelal kunnen vermeden worden door vanaf de
aanschaf een regelmatige puppyconsultatie bij de dierenarts in te
lassen.
Naast de verplichte inentingen zijn regelmatige
gezondheidscontroles en het geven van allerlei raadgevingen van zeer
groot belang voor de verdere ontwikkeling van de pup en de jonge hond.
Vooraleer
een pup te kiezen, kan de dierenarts reeds samen met de toekomstige
eigenaar bespreken welke verwachtingen en aanpassingen met de komst van
een pup zullen moeten worden ingelost. Bij het eerste puppyconsult is de
controle van de algemene gezondheidstoestand en van de identificatie
zeer belangrijk.
Ook wordt aandacht besteed aan de te geven
vaccinaties en het bestrijden van endo- en ectoparasieten, aangezien ze
heel wat schade bij viervoeters kunnen veroorzaken. Er worden ook
raadgevingen gegeven i.v.m. voeding, verzorging en er wordt voldoende
aandacht besteed aan het belang van gedragstraining.
De aanschaf van een pup
Vooraleer tot de aanschaf van een pup over te gaan, moet deze keuze
weloverwogen worden en dient er rekening gehouden te worden met
verschillende factoren. Eventueel kunnen deze factoren met de dierenarts
vooraf besproken worden.
Overwegingen voor de aanschaf
Bij de overweging een pup in huis te nemen, spelen volgende factoren een belangrijke rol:
- beschikbare tijd;
- samenstelling van het gezin;
- welk ras (grootte, levensverwachting, karaktereigenschappen);
- huisvesting;
- doel van de hond;
- reu/teef;
- beschikbaar budget.
Het maken van tijd is het belangrijkste aspect dat in overweging dient genomen te worden. Het dier moet immers voldoende uitgelaten, verzorgd en opgevoed worden volgens zijn specifieke noden. Daarnaast is de gezinssituatie van groot belang. Alle gezinsleden moeten volledig achter de aanschaf staan.
Het best kiest men een ras dat qua lichamelijke eigenschappen en temperament goed aanleunt bij het eigen karakter en past in de gezinssituatie. Een voordeel van een rashond is bv. dat zijn karaktereigenschappen meer voorspelbaar zijn. Iedere rashond is immers gefokt met een speciaal doel, waardoor bepaalde eigenschappen sterker op de voorgrond treden. Als de puppy terechtkomt in een gezin met kleine kinderen kan men bv. kiezen voor een aanhankelijke, gehoorzame huis- en familiehond.
Indien er al andere dieren in het gezin aanwezig zijn, is het best om vanaf het prille begin te vermijden dat er ergens ruzie kan over ontstaan. De dieren moeten ook de kans krijgen om elkaar geleidelijk te leren kennen.
Tevens dient afgewogen te worden of de leefruimte en omgeving
voldoende geschikt zijn voor het houden van een hond. Het is aangewezen
dat de hond in de woning een eigen vaste plek heeft om tot rust te
komen.
De meeste honden worden gehouden als gezelschapsdier of
waakhond. Daarnaast kunnen de dieren echter nog voor nevenactiviteiten
(bv. ‘doggy dance’ ) worden gebruikt of voor specifieke doeleinden
worden opgeleid (bv. blindengeleidehonden, politiehonden, …).
Ook
het geslacht kan in ruime mate de keuze bepalen. Teven zijn doorgaans
rustiger en kleiner dan reuen. Reuen lopen eerder weg dan teven en hun
gedrag kan soms, bij de aanwezigheid van een loopse teef, totaal
omslaan. De reuen worden dan nerveus en agressief. Reuen zijn
strijdlustiger van aard en vergen daarom een meer besliste aanpak van
hun baas.
Het belangrijkste nadeel van teven ondervindt men dan wel
door hun tweejaarlijkse loopsheid. De aankoopprijs hangt vnl. af van de
afstamming en relatieve zeldzaamheid van het ras. Hierbuiten mogen
echter ook de dierenartskosten en de kosten voor training, verzorging
niet uit het oog verloren worden. Aanschafmogelijkheden
Wie een pup wil kopen, heeft verschillende mogelijkheden: bij een particulier, een fokker, een dierenspeciaalzaak of eventueel uit het asiel.
- Bij een particulier:
De koper belandt meestal bij een particulier via een advertentie en/of kennissen. Het grote voordeel is dat men informatie kan bekomen over beide ouderdieren. De moederhond is vanzelfsprekend nog bij het nest aanwezig tot acht weken. Haar karaktereigenschappen, uiterlijk en interactie met de pups zijn observeerbaar en van belang voor toekomstige kopers.
Tevens krijgt men hier een goed beeld van de leefomgeving van de jonge pups. Aangezien het om één enkel nest gaat, is de kans dat er ziektes uitbreken vrij miniem en zijn de pups meestal goed verzorgd. Toch blijft het aangewezen de pups aan een grondige controle te onderwerpen en verschillende vragen te stellen over o.a. socialisering en karaktereigenschappen. - In een fokkerij:
Als men opteert voor een specifiek ras doet men er goed aan de pup aan te kopen bij een goede fokker. Hij kiest de ouders met de meeste zorg uit, zodat de beste eigenschappen worden doorgegeven aan de volgende generatie. De meeste fokkers zijn ook aangesloten bij een rasvereniging en moeten zich bij de fok aan diverse eisen houden.
Sommige rasverenigingen stellen bv. als eis, dat beide ouderdieren aan exterieur en karaktertesten worden onderworpen voordat gefokt mag worden. Ook kunnen er eisen gesteld worden i.v.m. het maximaal aantal nestjes dat een teefje mag krijgen. Een belangrijk voordeel kan zijn dat de meeste rasverenigingen tegenwoordig een soort koopcontract hebben ingevoerd, waarbij zowel aan de fokker als aan de koper eisen gesteld worden bij de koop. Bij een fokker wordt meestal op verantwoorde wijze gefokt, zodat meer zekerheid bestaat over het uiterlijk van de hondjes en het karakter.
Ook hier is het zeer belangrijk om het moederdier nader te observeren en aan de fokker te vragen of er reeds een begin is gemaakt met de socialisering van de pups. De wijze van huisvesting moet ook hier met enige oplettendheid worden bekeken. - In een dierenspeciaalzaak:
Pups aankopen in een dierenspeciaalzaak valt af te raden. De dieren worden meestal veel te vroeg uit het nest gehaald en in de winkel tentoongesteld. Hierdoor hebben ze een gemis aan nestwarmte en moederlijke zorg. Bovendien zijn de pups vaak afkomstig van weinig scrupuleuze fokkers of zijn zelfs geïmporteerd uit het buitenland.
De pups worden meestal niet uitgelaten, krijgen weinig aandacht, wat een normale ontwikkeling in het gedrang brengt. Deze honden kunnen in de toekomst een grotere kans hebben op gedragsstoornissen. Veelal worden deze schattige pups in een opwelling gekocht door voorbijgangers die erdoor vertederd worden. Het hoofddoel van deze zaken is vaak puur winstbejag en de verkopers beschikken veelal niet over enige dierenkennis.
Dit neemt niet weg dat er tegenwoordig ook speciaalzaken zijn waar men wel over de nodige kennis beschikt, garanties aflevert en formeel kan aantonen van welke fokkers de pups afkomstig zijn. - In een dierenasiel Slechts uitzonderlijk treft men pups aan in een
asiel. Meestal zijn het dan ook nog ietwat oudere pups, waarvan het
verleden nauwelijks bekend is. Ook is het voor de nieuwe eigenaars enorm
moeilijk een juiste inschatting te maken van het karakter van de hond
en te beslissen of dit dier wel geschikt is voor hen.
Pups te koop aangeboden via internet of markten zijn volstrekt af te raden. Men weet namelijk niets over hun afkomst, huisvesting en dergelijke.
Kiezen van de juiste pup uit het nest
Vooreerst dient de gezondheid en het karakter van de hond bekeken te worden. De ogen van de pup moeten helder zijn en de snuit schoon. Ook de oren moeten er verzorgd uit zien en de vacht mag zeker niet dof en broos zijn. Verder mag de pup niet onaangenaam ruiken en zijn uitwerpselen mogen geen bloedsporen vertonen. De pup moet bovendien levendig en speels zijn.
Om uit een stel van gezonde pups de
juiste keuze te maken, kan een gedragstest uitgevoerd worden. Deze
gedragstest werd ontwikkeld door de Amerikaanse etholoog Campbell en
verschaft in grote lijnen een beeld van het karakter van de pup.
De
test wordt het best uitgevoerd op pups van zeven weken. Op deze leeftijd
hebben ze namelijk al een duidelijk eigen persoonlijkheid, maar zijn
nog niet of nauwelijks beïnvloed door omgevingsfactoren. Ze vertonen nog
heel veel oorspronkelijk en weinig aangeleerd gedrag.
De test wordt
het best door een neutrale persoon afgenomen in een rustige en
afgesloten ruimte die de hond niet kent. De test omvat proeven, waarbij
bepaalde karaktertrekken tot uiting komen (zie tekening):
- sociale binding met de mens;
- dominantie/onderwerping;
- volgzaamheid;
- gevoeligheid.

Formaliteiten
Vooraleer tot de aankoop over te gaan dient reeds een vaccinatieboekje opgemaakt te zijn, met daarin genoteerd:
- identificatie van het dier;
- vaccinatie op zes weken;
- eerste ontwormingen op 2, 4, 6 en op 8 weken.
Daarnaast dient bij verkoop ook een verkoopbewijs aan de nieuwe
eigenaars meegegeven te worden en moeten de nieuwe registratiegegevens
doorgegeven worden aan de Belgische vereniging voor identificatie en
registratie hond (BVIRH). Na enkele weken dient de eigenaar dit
definitief identificatiebewijs onder de vorm van klevers te hebben
ontvangen en kleeft hij/zij deze in het paspoort.
Indien de pup een
rashond is dient de nieuwe eigenaar ook het stamboomcertificaat van de
pup te ontvangen. De rasstandaarden worden erkend door de ‘Fédération
Cynologique Internationale’ (FCI). De enige Belgische instelling erkend
door de FCI, is de Koninklijke Maatschappij Sint- Hubertus (KMSH), die
streeft naar het instandhouden en verbeteren van de hondenrassen in
België. Controle identificatie
De dierenarts controleert
vooreerst het Europees paspoort. Hierin dient reeds de eerste
vaccinatie, meestal op zes weken ouderdom toegediend, in genoteerd te
staan. Deze vaccinatie beschermt hoofdzakelijk tegen hondenziekte en
parvovirose. Indien de pup reeds ontwormd is bij de fokker, is dit ook
reeds genoteerd in het paspoort.
Elk dier is eveneens
geïdentificeerd met een chip of tatoeage. De meest gebruikelijke is de
elektronische identificatie, die onderhuids wordt ingeplant t.h.v. de
linker halsstreek. Deze elektronische chip of transponder is voorzien
van een digitale code, uniek voor elk dier. De geïmplanteerde
transponder maakt de identificatie van het dier mogelijk via het inlezen
van de code door een scanner.
Deze identificatie biedt het voordeel
dat ze niet vervalst kan worden en onuitwisbaar is. Ze kan overal ter
wereld gelezen worden, omdat de transponder beantwoordt aan de
internationaal erkende ISO-normen. Indien de registratiegegevens, door
het BVIRH toegestuurd, nog niet werden ontvangen, dient de eigenaar dit
te melden tijdens het eerste puppyconsult. De dierenarts zal dan zelf
het BVIRH contacteren en alles in orde brengen. Vaccinaties
Vaccinatie
is gebaseerd op het inspuiten van ziekteverwekkende micro- organismen
of delen ervan, opdat de pup op die manier een immuniteit tegen deze
bacteriën en virussen kan verwerven. Alle vaccins zorgen er voor dat het
afweersysteem van het lichaam op gang komt, zonder echter ziekte te
veroorzaken.
Hierdoor wordt de weerstand van het lichaam verhoogd en
zal het dier, bij een volgende besmetting, de ziekteverwekker(s)
vlugger kunnen uitschakelen zonder ziek te worden. Geen enkel vaccin
beschermt een dier echter voor 100%.
Er zullen altijd honden
zijn die na een vaccinatie een minder goede weerstand of zelfs geen
weerstand opbouwen. Dit kan verschillende redenen hebben zoals leeftijd,
slechte gezondheidstoestand, andere besmettelijke ziekten,
fysiologische conditie, erfelijke eigenschappen en bepaalde medicatie.
Daarom
is het van belang om te vaccineren als de hond in een zo optimaal
mogelijke gezondheid verkeert. Voorafgaand aan de vaccinatie dient de
pup dus aan een grondig medisch onderzoek onderworpen te worden.
Vaccinatieschema:
Ziekte | 6 weken | 9 weken | 12-14 weken |
ziekte van carré (hondenziekte) | × | × | |
parvovirose | × | × | × |
hepatitis (leverziekte) | × | ||
leptospirose (rattenziekte) | × | × | |
kennelhoest | × * | × * | |
rabiës (hondsdolheid) | × * |
× * = optioneel, afhankelijk van de noodzaak en de gebruikte entstof
Een goed vaccinatieschema is een absolute must ter voorkoming van allerlei ziekten.Het eerste vaccin op zes weken beschermt de pup tegen:
- hondenziekte;
- parvovirose.
Soms zitten er ook nog een of meerdere van de volgende componenten in:
- Coronavirus;
- Caniene Adenovirus type 1 (hepatitis);
- Para-Influenza/Caniene Adenovirus type 2 (kennelhoest).
De volgende vaccinatie grijpt plaats op acht à negen weken, de zogenaamde ‘kleine cocktail’. Deze beschermt tegen parvovirose, leptospirose en eventueel tegen kennelhoest.
Tussen twaalf en veertien weken grijpt dan de grote cocktail-enting plaats, die de pup beschermt tegen:
- hondenziekte;
- parvovirose;
- hepatitis;
- leptospirose;
- eventueel kennelhoest en hondsdolheid.
Afhankelijk van de gebruikte entstof en het besmettingsrisico kan van dit schema afgeweken worden.
Jaarlijks dient een hervaccinatie voor hondenziekte, parvovirose, hepatitis, leptospirose (basisvaccinatie) te gebeuren.
Vaccins tegen kennelhoest en hondsdolheid worden niet standaard gegeven, maar wel indien er sprake is van groepering van dieren (kennelhoest) of bij dieren die meegaan op reis (hondsdolheid).
De vaccinatie tegen kennelhoest kan gegeven worden vanaf 10 weken oud. Er bestaan twee vaccins; een vaccin dat in de neus gegeven wordt en waarvan maar 1 enkele basisvaccinatie nodig is en een vaccin dat ingespoten moet worden en dat 3 – 4 weken na de basisvaccinatie nog een keer herhaald moet worden.
Honden die naar de Ardennen en het buitenland gaan moeten ook tegen hondsdolheid gevaccineerd worden; deze vaccinatie is mogelijk vanaf een leeftijd van 3 maanden en moet hierna elke drie jaar herhaald worden.
1 week voor de vaccinatie is het raadzaam om te ontwormen, wat geldt voor pups en volwassen honden.
Ontworming
Pups moeten worden ontwormd op 2, 4, 6 en 8 weken, en daarna best maandelijks tot ze zes maanden oud zijn. Vervolgens moeten ze twee tot vier keer per jaar worden ontwormd, al naargelang de besmetting van de omgeving. Zogende moederdieren moeten ook steeds tegelijkertijd met hun pups worden ontwormd. Fokdieren worden het liefst nog vaker ontwormd.
Via
de symptomen en een eventueel microscopisch mestonderzoek kan de juiste
diagnose gesteld worden van de betreffende worminfectie. Als
behandeling kan worden ontwormd en overgegaan worden tot een aanpak van
de omgeving (reinigen en desinfecteren).
Enkel bij lintwormen is het
tevens aangeraden tegelijkertijd te ontvlooien. Veelal wordt ook
preventief ontwormd. Deze preventie is noodzakelijk om het dier geen
groeiachterstand, conditievermindering of hogere kans op sterfte te
laten oplopen.
Bovendien krijgt het dier zo ook niet te kampen met
veelvuldige diarree of jeuk. Ontworming komt ook de hygiëne en
volksgezondheid bij de mens ten goede.
Het product om te
ontwormen is meestal een combinatie van verschillende werkzame stoffen,
zodat het tegen meerdere wormen werkzaam is. De dosis wordt aan het
gewicht van de pup aangepast en er dient ook rekening gehouden te worden
met het karakter van de hond voor wat de toedieningsvorm van het
ontwormingsmiddel betreft.
Zo onderscheidt men:
- pillen
- pasta’s
- druppeltjes in de nek
Ontvlooien
Vanaf een leeftijd van 8 weken (of een minimum gewicht van 1 kg) kunnen de hondjes ontvlooit worden; in de zomer moet dit zeker elke maand gebeuren en in de winter is het mogelijk dit eventueel om de anderhalve of twee maanden te doen.
Voedingsadviezen
Via dit advies wordt vooral raad gegeven over o.a. de voedingsbehoeften van de pup en het voedingsrantsoen (samenstelling, frequentie).
Om
de voedingsbehoefte, in verhouding tot de groeisnelheid en
energiebehoefte, van de individuele pup precies te kunnen bepalen, is
een regelmatige gewichtscontrole een eerste vereiste.
Bij de eerste
consultatie wordt het gewicht van de pup nauwkeurig opgemeten, door het
dier te wegen, het visueel te bekijken en het een ‘Body Condition Score’
(BCS) te geven. Een score van 3 wordt als optimaal aanzien (zie
tekening).
Van bovenuit bekeken moet het dier een zandlopervorm
hebben en de flanken moeten onmiddellijk achter de laatste rib invallen.
Van opzij bekeken moet men een duidelijk opgetrokken abdomen zien.
Door regelmatige controle van het gewicht en deze te vergelijken met de rasstandaarden kan o.a. worden nagegaan of het dier de geschikte voeding tot zich neemt.
De weegschaal werd in onze dierenartspraktijk in de wachtzaal geplaatst, waardoor u als eigenaar zonder een verplichtend consult, het dier accuraat en regelmatig zelf kan wegen.

Figuur: ‘Body Condition Score’
De factoren die de groei van een pup tot volwassenheid regelen zijn complex. Ze omvatten het genetisch potentieel van het individu (ras en geslacht), de omgeving en de voeding.
Een pup van een klein ras
zal al de helft van zijn volwassen gewicht bereikt hebben rond de
leeftijd van drie maanden. Voor een pup van een groot ras is dit pas het
geval in maand vijf of zes. De groeiperiode en de omvang van die groei
zijn echter evenredig aan het eindgewicht van de hond.
Per kg
lichaamsgewicht is de energiebehoefte van een kleine hond twee maal zo
groot als die van een grote hond. Ongeacht het ras heeft een pup een
veel grotere behoefte aan energie, eiwitten, mineralen en vitaminen in
vergelijking met een volwassen hond met hetzelfde lichaamsgewicht.
Pups
van grote rassen hebben meer last van groeiproblemen, kunnen een groter
risico van misvorming van het skelet en moeilijkheden met de gewrichten
vertonen. Deze risico’s kunnen worden vergroot door een te hoog
energieaanbod in de voeding.
Het voedingsrantsoen
Bij de fokker krijgen pups vanaf drie weken als aanvulling op de
moedermelk extra voeding toebedeeld. De hoeveelheid vast voedsel wordt
geleidelijk aan opgevoerd en in porties over de dag verdeeld. Het is dan
ook interessant het voedingsschema aan de fokker te vragen, zodat de
jonge pup niet radicaal moet omschakelen.
Sommige fokkers vinden
4x/dag voldoende, andere adviseren de pup 5x/dag te voederen. Het aantal
voederbeurten moet geleidelijk worden afgebouwd naar 2x/dag (frequentie
volwassen hond).
Honden zijn in oorsprong vleeseters en
vertonen een heel eigen eetgedrag. Ze beschikken over weinig
smaakpapillen, waardoor de dieren de voeding doorslikken zonder het te
proeven. Een hond heeft geen nood aan variatie in zijn voeding.
Wel
dient erop gelet te worden dat alle basiscomponenten in de juiste
verhoudingen deel uit maken van het dagelijkse menu van de hond. Indien
toch beslist wordt om een afwisselende voeding te verstrekken, is het
van belang om steeds geleidelijk aan over te schakelen op het nieuwe
voer. Abrupte overgang kan namelijk aanleiding geven tot diarree of
obstipatie.
Tegenwoordig levert het kant- en klaarvoer geen
enkel probleem op, omdat zowel droog- als natvoer in een bonte
verscheidenheid van smaken en kwaliteiten verkrijgbaar zijn. Zowel het
voer als de omstandigheden, waaronder het wordt geproduceerd, staan
onder zeer strenge controle.
Op elke verpakking staat de aanbevolen
dosering, in functie van het lichaamsgewicht van de hond, genoteerd.
Tevens worden ook de ingrediënten, toevoegingen, bewaaradviezen, …
vermeld. Dit maakt het de eigenaars gemakkelijker het voeder volgens de
juiste behoeften en ontwikkelingfasen van hun dier te verschaffen.
Tijdens
de groeiperiode moet de pup een gecontroleerde, energetische
concentratie krijgen, met een middelmatig gehalte aan vet, zodat de
beendervorming van het skelet zonder te veel gewichtstoename gebeurt.
Dit
is tevens de periode waarbij de spijsverteringsorganen het gevoeligst
zijn. Men kiest het best voor een heel goed verteerbare voeding, die
voor een goed evenwicht van darmflora en regelmatige stoelgang zorgt.
Bij de aanschaf van het soort voeder, zeker bij de pup, is het aldus van belang langs te gaan bij de dierenarts. Hij/ zij kan het best de juiste voeding adviseren of voedingssamenstellingen aanbevelen om de kans op bepaalde ziekten te verkleinen of te voorkomen, volgens een goede prijs-kwaliteitsverhouding.
De voedingswaarde van zelfbereid voer is slechts bij benadering te bepalen en alleen als het zeer zorgvuldig wordt samengesteld, kan zelfbereide voeding de noodzakelijke voedingstoffen in de juiste verhouding bevatten. Restjes, die de hond soms toegestopt krijgt, moeten veeleer een uitzondering dan een regel zijn.
Andere belangrijke regels, met betrekking tot de voederbeurten:
- zet steeds een bak met fris water klaar;
- gebruik liever kant- en- klare voeding van een goed merk;
- overgebleven blikvoer of ander vochtrijk voer moet worden weggegooid;
- geef de voeding altijd op kamertemperatuur;
- gooi overgebleven droogvoer uit de voederbak weg;
- geef een hond beter geen etensresten en zeker geen splinterende botten;
- geef de pup eten in een gemakkelijk en dagelijks te reinigen voederbak;
- las na een voederbeurt telkens voldoende rust in;
- bewaar grote hoeveelheden voer het liefst in een afgesloten reservoir;
- maak voor de juiste dosering gebruik van een maatbeker;
- bij moeilijke eters kunnen de brokken overgoten worden met lauw water of kippenbouillon, zodat de geur beter vrijkomt.
- kattenvoer is niet geschikt als hondenvoer (kattenvoer bevat te veel eiwitten).
- Opvoeding en training
Opvoeding en training zijn belangrijke aspecten bij de zorg voor een
hond. Als de hond al vanaf puppyleeftijd leert om onmiddellijk te
reageren op commando’s is er weinig kans op gedragsproblemen. Door hun
verschillende geaardheid (persoonlijkheid, rasverschillen) zijn niet
alle pups even gemakkelijk te trainen.
Een goed opgevoede hond zou
moeten gehoorzamen op commando’s, niet agressief reageren t.o.v.
onbekenden, niet bang zijn in onverwachte situaties en alleen thuis
kunnen blijven zonder vernielingen aan te richten.
Het opvoeden
van een jonge pup vraagt heel wat tijd, energie en kennis. Daarom gaat
men best met de pup naar gespecialiseerde organisaties/ personen (bv.
hondenschool).
Hier worden immers de basisbeginselen van een goede
opvoeding en training aangeleerd. Ook zal hij/zij aanraden consequent te
zijn met de pup en het dier met zoveel mogelijk mensen, soortgenoten en
omstandigheden te laten omgaan.
- De ontwikkelingsfasen
We kunnen verschillende fasen onderscheiden in het leven van een hond:
- van 0 tot 3 weken: neonatale of vegetatieve periode;
- van 17de tot 21ste dag: overgangsfase;
- van 3 tot 8 weken: inprentingfase;
- van 8 tot 12 weken: socialisatiefase;
- van 12 tot 24 weken: rangorde – roedelfase;
- van 24 weken tot ± 12 maanden: de puberteit;
- Vanaf 12 maanden: de volwassenheid.
De neonatale fase en de inprentingfase spelen zich af gedurende de periode dat de pup nog in het nest verblijft. Deze inprentingfase, samen met de socialisatie – en de rangordefase zijn het meest bepalend voor de verdere ontwikkeling van de pup. Gedurende deze drie fasen is het dan ook van zeer groot belang dat de eigenaar de pup in goede banen leidt.
Tijdens de inprentingfase heeft de pup uitgebreid kennisgemaakt met zijn soortgenoten en de eerste indrukken uit zijn omgeving opgedaan. Alles wat de pup tijdens dit snel leerproces heeft ingeprent, is blijvend.
Op
zeven à acht weken verlaat de pup het vertrouwde nest en meteen ook
zijn beschermende omgeving. De pup komt terecht in zijn nieuwe
huisgezin, waar hij opnieuw allerlei nieuwe geuren en indrukken in zich
opneemt.
In het begin van deze socialisatiefase is de pup meestal
wat terughoudend t.o.v. nieuwe prikkels, wat echter volledig normaal is.
Langzamerhand ontdekt het dier waar zijn eigen grenzen, maar ook deze
van zijn nieuwe huisgenoten, liggen.
Door de kennismaking met al
deze nieuwe prikkels, objecten en veel verschillende situaties, leert de
pup zich veilig te voelen in zijn nieuwe omgeving en krijgt hij
vertrouwen in de mens. Ook is de omgang van vreemde mensen met de pup in
deze fase bepalend voor zijn verdere houding t.o.v. vreemden.
Tijdens
de rangordefase verovert de pup zijn plaats in zijn nieuwe ‘roedel’,
dus in het gezin. Hij zal proberen hoger op de sociale rangordeladder te
komen en zich boven de leden van het gezin te stellen.
Bij sommige
honden kan zich dit uiten door grommen, blaffen en soms zelfs bijten. De
pup moet dan kordaat terecht gewezen worden om te vermijden dat dit
gedrag zich gedurende het volwassen leven verder zet.
De pup zal
zijn huisgenoten dagelijks testen en door consequent te zijn kunnen
gedragsproblemen uitgesloten worden. Het vermogen om nieuwe dingen te
leren kennen en onbevangen op nieuwe prikkels in te gaan, vermindert.
Tijdens
de puberteit is de pup uitgegroeid tot een jonge hond. Hij is
zindelijk, heeft rangordebesef en weet perfect zijn eigen territorium af
te bakenen. Toch is het in deze periode zeer belangrijk verder te
werken aan de rangorde, zoniet kan heel wat ‘trainingswerk’ verloren
gaan.
De meest duidelijke tekenen van het naderen van de
volwassenheid is het schrikken van voorwerpen en omstandigheden. Teefjes
worden tijdens of kort na deze ‘angstfase’ meestal loops. Deze
loopsheid wordt door de teef als rangverhogend aanzien.
Ook bij de
reuen zijn sterke gedragsveranderingen te merken, zoals het ‘optillen
van het pootje’, het ‘markeren’ en de interesse voor het andere
geslacht. In beide gevallen dient de dagelijkse training strak gehouden
te worden, zodat de jonge hond niet wil gaan domineren.
De huisregels
Zodra de pup in huis komt is het noodzakelijk hem een aantal huisregels
aan te leren, vooraleer hij zich zijn eigen regels eigen maakt. Eén lid
van het gezin is verantwoordelijk voor de opvoeding en de training van
de pup. Toch moet het hele gezin zich met de pup bezighouden, waardoor
het dier leert gehoorzamen aan alle gezinsleden.
Zo moet een pup
leren dat de mens boven hem staat in rangorde. Wanneer men met de pup
thuis toekomt zorgt men allereerst voor een veilige plek waar het dier
zich kan terugtrekken. Men toont het dier ook meteen de tuin, laat hem
snuffelen en beloont het dier direct als het hier zijn eerste plasje
doet.
Als veilige plek en slaapplaats is een bench uitermate
geschikt. Ook als men weg moet kan men de pup in zijn bench stoppen,
zonder gevaar voor probleemgedragingen (bv. bijten in voorwerpen, knagen
aan meubelen, … )
Door van in het begin hier zijn voedsel te
verschaffen, zijn favoriete speeltjes erin te leggen, … raakt de hond
met de bench vertrouwd en geeft het hem zelfs een gevoel van veiligheid.
Het dier mag echter nooit als straf in de bench worden gestopt.
Andere huisregels die aan de pup best onmiddellijk worden aangeleerd, zijn:
- geef de pup pas eten als de familie klaar is met eten;
- laat de pup nooit bedelen aan tafel;
- leer de pup uit zijn eigen bak te eten;
- geef tussendoor nooit snacks, koekjes, …;
- leer de hond te wachten bij de deur, tot men er zelf doorheen is;
- laat een pup nooit tegen iemand opspringen;
- de zetel, de slaapkamer, … wordt vanaf dag één verboden terrein;
- zorg ervoor dat de pup enkel zijn eigen speeltjes als ‘zijn speelgoed’ beschouwt.
de zindelijkheidstraining
Honden zijn van nature zindelijke dieren die niet graag hun slaapplek
bevuilen en hun behoeften graag op vaste plekken doen. Het is dus aan de
eigenaar om te bepalen waar dat moet zijn: eerst op kranten en later op
gras buitenshuis of naar het ‘hondentoilet’.
De puppy eerst
binnenshuis op kranten zindelijk maken is verwarrend, omdat het dier zo
leert dat hij zich binnenshuis mag ontlasten. Dus best leert men de pup
direct buiten zijn behoeften te doen. De pup doet zijn behoeften vaak op
vaste momenten, zoals na drinken, eten, spelen of slapen. Jonge puppy’s
ledigen hun darm en blaas zelfs elke paar uur.
Wanneer de pup aan de
vloer begint te ruiken, moet direct ingegrepen worden door de pup naar
de juiste plaats te brengen. Als de pup zijn behoeften heeft gedaan, kan
hij best beloond en uitvoerig geprezen worden. Terwijl de pup zijn
behoeften doet, kan best een woord, bv. ‘opschieten’ worden gebruikt. Zo
kan de pup leren op het commando ‘opschieten’ zijn behoeften te doen.
Indien ongelukjes gebeuren mag de pup nooit gestraft worden. Als de pup berispt wordt door hem er met zijn neus in te duwen, raakt het dier verward, nerveus en verliest het bovendien zijn vertrouwen. Ongelukjes binnenshuis worden het best opgeruimd met een geurverdrijvend ontsmettingsmiddel.
Indien het dier buitenshuis de straat bevuilt, dienen de uitwerpselen met een plastic zak, een poepschepje of een hondenpoepzakje opgeschept te worden.