Hoefbevangenheid bij paarden en pony’s
Wat is hoefbevangenheid?

Dit is een aandoening waarbij de dieren zullen proberen hun voeten zoveel mogelijk te ontlasten door op hun hielen te gaan staan en hun tenen naar voren te strekken. Door septicemische processen ontstaan er problemen in de hoeven. Bij sommige ponyrassen bestaat er ook een genetische predispositie en bij deze rassen kunnen te dikke pony’s die te weinig bewegen in de problemen komen.
Er ontstaan problemen in de bloedvoorziening van de hoef. Er is een grotere bloedaanvoer, maar door het ontstaan van shunts tussen arteries en venen komen de lamellen aan de buitenkant van de hoef toch in zuurstofnood. Er ontstaat een ontstekingsreactie in de hoef die enorm pijnlijk is.
In de erge gevallen gaat de diepe buigpees te hard trekken aan het hoefbeentje waardoor het hoefbeentje kan gaan kantelen. Er komt meer ruimte tussen de lamellen (de witte lijn aan de onderkant van de hoef wordt breder) en in deze ruimtes kan zich vocht gaan opstapelen, waardoor er bleinen kunnen ontstaan.




Oorzaken van hoefbevangenheid:
- genetisch gezien hebben bepaalde pony’s een grotere kans om hoefbevangen te raken als ze te dik zijn en te weinig bewegen. Dit zijn pony’s met het metabool syndroom.
- Te dikke dieren zonder boven genoemde hormonale afwijkingen
- Voeding die een zeer hoge hoeveelheid aan oplosbare koolhydraten bevat
- Merries die aan de nageboorte hebben gestaan. Normaal gezien moet de nageboorte van een merrie in 1-2 uur na het veulenen afkomen.
- Koliek en het eten van grote hoeveelheden koolhydraten.
- Longontstekingen.
- Een paard kan ook hoefbevangen raken op een been omdat ze gedurende langere tijd op dat been moeten steunen indien het andere been gekwetst is.
Het metabool syndroom:
Dit syndroom wordt gekenmerkt door een abnormale vetdistributie over het lichaam: vooral de vetophopingen op de nek en boven de staartbasis en rondom het preputium vallen op. Zeer vaak gaan deze symptomen samen met (een geschiedenis van) hoefbevangenheid.
Het wordt veroorzaakt door een combinatie van een voeding die teveel oplosbare koolhydraten bevat, te weinig lichaamsbeweging en een genetische predispositie. Ook kan een verhoogde glucocorticoidactiviteit bij bijvoorbeeld stress of bij iatrogene toediening een rol spelen in het ontstaan van het syndroom.
De vetcellen bevatten een abnormale hoeveelheid van het enzym 11-ß-hydroxystero?ddehydrogenase en het aantal vetcellen op abnormale plaatsen neemt toe. Door dit enzym wordt de inactieve metaboliet cortisone omgezet in het actieve hormoon cortisol. De hoeveelheid cortisol in de perifere weefsels zal gaan stijgen en er ontstaat een perifere insulineresistentie. Het glucosegehalte van het bloed stijgt en dit zorgt voor een veralgemeende vasospasticiteit en een ontregeling van de vasculaire perfusie.
De behandeling bestaat voornamelijk uit controle van het gewicht door meer beweging en een verminderde calorie-inname. Hiernaast kunnen vitamine E-supplementatie en chromium-supplementatie overwogen worden.
De behandeling van hoefbevangenheid:
In alle gevallen moet er snel worden ingegrepen omdat er binnen 24 uur na het ontstaan van de ziekte al onomkeerbare letsels kunnen zijn ontstaan. Paarden die een groot risico hebben om hoefbevangen te raken (bijvoorbeeld merries die aan de nageboorte hebben gestaan) moeten preventief worden behandeld zonder dat er al symptomen van hoefbevangenheid te zien zijn.
Ontstekingsremmers en pijnstillers zijn essentieel in de behandeling van hoefbevangenheid. Ook wordt er medicatie gegeven om de bloeddoorstroming in de hoeven te verbeteren. De dieren worden het beste met hun hoeven gedurende lange tijd in ijskoud water (ongeveer 2°C) geplaatst, zo wordt de schade die de lamellen oplopen door het zuurstoftekort beperkt.
Indien nodig worden de hoeven bekapt en bijgeraspt: het is vooral belangrijk dat de voorkant van de hoornwand weer evenwijdig loopt met de voorkant van de rand van het hoefbeentje. Er kan een verband worden geplaatst dat zorgt dat de zool van de hoef meer steun krijgt. In gevallen van kanteling van het hoefbeentje wordt geprobeerd de hiel te verhogen door middel van gipsverbanden of speciaal beslag zodat de diepe buigpees niet verder kan trekken aan het hoefbeentje.
De voeding is erg belangrijk: gras, graan, melasse, appels en wortels moeten zoveel mogelijk vermeden worden. De beste voeding bestaat uit geweekt hooi en eventueel bietenpulp.
De tijd en het gebied waarin de paarden grazen limiteren is belangrijk. Risicoperioden zijn de seizoenen van hoge lichtintensiteit en lage bodemtemperatuur: de lente en de herfst. Dan worden de paarden het beste op zeer droge gebieden gehouden met weinig gras. Ook wanneer ‘s zomers de regen volgt na een lange periode van droogte bestaat er meer risico op grote koolhydraatinname. Door middel van fotosynthese vermeerdert de hoeveelheid wateroplosbare koolhydraten in het gras; de veiligste periode om te grazen is ’s morgens en in schaduwrijke gebieden.
Twee foto’s van een hoefbevangen paard waarbij de hoeven ernstig zijn doorgegroeid en het hoefbeentje gekanteld is: