Vaccinatie bij paarden en ezels

Tegen de volgende ziektes kunnen paarden en ezels worden gevaccineerd:

Influenza (griep)

Dit virus veroorzaakt gedurende enkele dagen tot een week koorts, hoesten en neusvloei. Soms kan het gebeuren dat het virus als het ware de weg vrij maakt voor bacteriën die dan op hun beurt voor complicaties kunnen zorgen.

  • Vaccinatie moet elk half jaar gebeuren. Het is belangrijk de gehele kudde te vaccineren en niet alleen het individuele dier.
  • Veulens worden het eerst gevaccineerd wanneer ze 6 maanden oud zijn; 4 tot 6 weken erna moet deze vaccinatie herhaald worden. In geval van hoge infectiedruk is een derde vaccinatie 4 tot 6 weken later nodig.

Tetanus

Paarden kunnen via (soms heel kleine) wonden tetanus krijgen. De bacterie dringt in de wonde en toxines afkomstig van de bacterie verspreiden zich in het lichaam. Deze toxines veroorzaken een kramptoestand van de spieren die zich langzaamaan door het hele lichaam verspreidt. De meeste paarden sterven uiteindelijk door aantasting van de ademhalingsspieren.

  • Vaccinatie gebeurt jaarlijks. Tetanusvaccinatie is aangewezen voor alle paarden. Vaak is er een combinatievaccin tegen influenza en tetanus aanwezig.
  • Het is belangrijk om dieren met een wonde of die een operatie hebben ondergaan antitetanusserum te geven (dit serum biedt een onmiddellijke bescherming die ongeveer 2 weken duurt). Gevaccineerde dieren dienen in dit geval een hervaccinatie te krijgen.
  • Drachtige merries worden het beste nog een keer gevaccineerd 2 tot 6 weken voor ze moeten veulenen tegen influenza/tetanus; op deze manier krijgt het veulen een optimale bescherming mee via antistoffen in de biest. Indien de merrie onvoldoende beschermd is dient het veulen direct na de geboorte antitetanusserum te krijgen.
  • Veulens worden het eerst gevaccineerd wanneer ze 6 maanden oud zijn; 4 tot 6 weken erna moet deze vaccinatie herhaald worden. In geval van hoge infectiedruk is een derde vaccinatie 4 tot 6 weken later nodig.

Rhinopneumonie

Equine Herpesvirus 1 (= eigenlijk de klassieke rhinopneumonie) veroorzaakt ataxie tot volledige verlamming bij paarden en in mindere mate bij ezels. Ook kan dit virus abortus veroorzaken bij merries in het laatste gedeelte van de dracht.

Equine herpesvirus 4 veroorzaakt symptomen vergelijkbaar met die van het influenzavirus: koorts, neusuitvloei en lichte hoest. Vaccinatie tegen dit virus biedt zeker geen volledige bescherming.

  • Vaccinatie hiertegen moet elk half jaar gebeuren. In gevallen van zeer hoge infectiedruk moet de vaccinatie zelfs elke 4 maanden herhaald worden.
  • Drachtige merries worden ideaal gezien op maand 5, 7 en 9 van de dracht gevaccineerd tegen rhinopneumonie.
  • Het is zeer belangrijk is dat de gehele kudde wordt gevaccineerd en niet alleen het individuele dier.
  • Veulens worden het eerst gevaccineerd wanneer ze 6 maanden oud zijn; 4 tot 6 weken erna moet deze vaccinatie herhaald worden. In geval van hoge infectiedruk is een derde vaccinatie 4 tot 6 weken later nodig.

West Nile Virus

Steeds meer gevallen van dit virus komen onze richting op. Het virus wordt overgedragen door muggen en in milde gevallen veroorzaakt het alleen enkele dagen koorts en neusvloei. In ergere gevallen struikelen paarden vaker en hebben ze moeite met hun evenwicht vinden en kunnen ze zelfs volledig verlamd raken.

Vaccinatie gebeurt elk jaar; de basisvaccinatie moet na 3 – 6 weken herhaald worden.